Het Woord van God: “Aankondiging van de geboorte van Jezus”
In die tijd werd de engel Gabriël van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazaret, tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van die maagd was Maria. De engel trad bij haar binnen en sprak: “Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u, gij zijt de gezegende onder de vrouwen.” Zij schrok van dat woord en vroeg zich af wat die groet toch wel kon betekenen.
Maar de engel zei tot haar: “Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en gij moet Hem de naam Jezus geven. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.” Maria echter sprak tot de engel: “Hoe zal dit geschieden daar ik geen man beken?”
Hierop gaf de engel haar ten antwoord: “De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God.”
Er worden dingen tegen Maria gezegd die bij een Jood uit die tijd – 1900, 2000 jaar geleden, tussen het jaar 0 en het jaar 100 – allerlei bellen laten rinkelen:
Maria, je wordt zwanger.
Je krijgt een zoon.
Hij wordt een groot man.
Hij zal Zoon van de Allerhoogste, Zoon van God worden genoemd.
Hij zal van God de troon van zijn vader David krijgen.
Hij wordt koning voor eeuwig.
Zijn koningschap heeft geen einde.
Schriftlezing: Lucas 1, 26-38.
Zingen: Lied 487: 1, 2 en 3 “Eer zij God in onze dagen”
Lied 473: 1, 2 en 3 “Er is een roos ontloken”
“Een boek vol verwachting” (melodie Lied 243)
Lied 486: 1, 2, 3 en 4 “Midden in de winternacht”
Ds. Theo de Zwart, Arnhem