We lezen vanmorgen de profeet Sefanja (2:3 en 3: 9-13) en een gedeelte uit de bergrede (Mt.5:1-12).
In beide lezingen gaat het om mensen die slachtoffer zijn en mensen die hun nek voor anderen uitsteken. Burgers van Gods rijk zijn enerzijds mensen die in het leven smartelijk tekortkomen – en anderzijds zij die leed en onrecht niet kunnen aanzien omdat ze geloven in deze God. Sefanja spreekt de ootmoedigen in Israel aan. Zoekt de Heer, zegt hij, zoekt gerechtigheid. Dat hoort dus bij elkaar, de Heer zoeken en gerechtigheid. En Jezus prijst mensen gelukkig die lijden omdat ze lijden (en niet omdat lijden zo goed is voor een mens!) en mensen die barmhartig zijn, vrede stichten, strijden voor gerechtigheid, niet bang zijn met de nek aangekeken te worden omdat ze hem volgen. Ik beluister in beide lezingen dat het in de kern gaat om menselijkheid: menselijkheid in de zin van je plaats én je verantwoordelijkheid kennen in de relatie met God en medemensen.