Zondag 24 juni heeft als liturgische naam: de eerste zondag van de zomer. Nou is die zomer op 21 juni maar grauw en grijs begonnen. Daar past het eerste plaatje van Job goed bij: peinzend, gebukt, somber, zware schaduwen. Daarnaast een optimistisch tegeltje aan de wand. Wat hebben die twee met elkaar te maken? Daar gaat het vanmorgen over als we lezen uit Job 9:25-10:22.
Te midden van zijn lijden worden er bemoedigende teksten uitgesproken die vooral OVER Job gaan en veel te weinig uitdrukken wat het lijden met hem zelf doet. Job gaat nu IK zeggen, tegenover zijn vrienden en tegenover God. Als zijn vrienden zeggen ‘God zal jou bewaren’, zegt Job: het lijkt meer op bewaken. Als zijn vrienden zeggen ‘God ziet jou’, zegt Job: het lijkt wel beloeren en bespieden of ie me te pakken kan nemen. En zo opent Job in zijn antwoord een ruimte voor zijn verdriet en twijfel. En hoe raar het ook kan klinken: in dit trouw blijven aan jezelf wordt Job – en blijft hij – zichzelf.