Een oude traditie. Oorspronkelijk schijnt dauwtrappen een Meifeest te zijn om de wederopbloei van de natuur te vieren. Op Hemelvaartsdag voor dag en dauw opstaan en wandelen is een oud gebruik. In Holland noemde men het ‘hemelvaren’. In Gelderland sprak men over ‘dauwtreden’ of ‘dauwtrappen’. Amsterdammers trokken in de 19e eeuw in alle vroegte de stad uit om in de vrije natuur te genieten van meegenomen koek, rozijnen, krakelingen, vijgen en ‘cruycxken goed nats’. Men moest er wel voor zorgen om negen uur terug zijn voor de mis. In andere streken ging men midden in de nacht fietsen. Ook daar was het meenemen van de jenever- of brandewijnfles heel gewoon. Tegen de avond was dan zo ongeveer het halve dorp dronken. Als bewijs dat men zo vroeg op pad was geweest, stak men een bosje bloeiende brem achter de koplamp. Dauwtrappen werd vroeger ook wel zingend en blootsvoets gedaan. Omdat het een zuiverende en genezende werking zou hebben. En dauw werd als een goddelijk verschijnsel gezien.
Hemelvaartsdag, tien dagen voor Pinksteren. De 40ste dag na Jezus’ opstanding (Pasen). Veertig dagen met verhalen over het verschijnen van Jezus aan zijn leerlingen en volgelingen. Om uiteindelijk door een wolk aan het zicht te worden onttrokken. Door een wolk, van oudsher in de Joodse verhaaltraditie beeld van Gods tegenwoordigheid in verborgenheid (Bron: PKN Zevenaar en Nico ter Linden).